d'n Hadeejer december 2007

; ,- ~ it: ~1· r. ,,~ - i ~ i lt - Het liep tegen het eind van het jaar en het was ijzingwekkend koud. Al dagen joeg de wind de sneeuw door de dalen en over de toppen van de Pyreneeën met zo'n kracht dat het voor mens en dier een noodzaak was om zoveel mogelijk weg te schuilen voor dit natuurgeweld. Niemand ging zonder dringende reden naar buiten. Hoog in de bergen stond het huisje van Maria. Tussen de spleten van de luiken door ontsnapte een flauwe licht– streep die aangaf dat Maria de haard flink had opgestookt. Reeds vele jaren was ze op zichzelf aangewezen, sinds haar man, een bekende botersmokkelaar, op de vlucht was geslagen. Ze wist het zich allemaal nog goed te herinneren, op kerstavond nu 20 jaar geleden was haar man Guippe toch nog een tocht gaan maken met 20 kilo boter. Ze had hem nog gesmeekt om thuis te blijven en samen met haar de geboorte van het kerstkind te vieren. "Laat iÎ1 ieder geval je geweer thuis." Maar de drang bij Guippe was te groot geweest: ''.Ach Maria het is een uitstekende avond. Het is koud, het sneeuwt en die bange douaneagenten zitten al– lemaal achter de kachel vanavond. Nee, maak je niet ongerust; ik ben rond middennacht terug en ga dan met je naar de nachtmis."Voordat ze nog iets had kunnen zeggen, sloeg de deur van de hut dicht. Er trok een huivering door haar heen toen de sneeuw even kans zag om binnen te sluipen alsof die het zelf koud had. In berusting ging ze voor de haard zitten en sloeg de kou van haar handen. Door het vuur was ze toch in slaap gedom– meld, totdat er hard op het achterluik werd gebonkt. "Maria help me,"hoorde ze schreeuwen. Yerschrikt sprong ze op en deed het luik op een kier open. Het was Guippe. Met een rode kop en zijn haar onder de sneeuw leek hij wel op de verschrikkelijke sneeuwman. Maar het ergste wat haar steeds in haar dromen is blijven achtervolgen, waren zijn ogen. Zo_groot, zo angstig en vol ongeloof. · . 1 ' Maria," riep hij in paniek, "ik moet vluchten, ze zitten me op de hielen." Hij drukte snel zijn mond op haar waag en voordat ze het goed en wel in de gaten had, was hij al verdwenen in de sneeuw van de nacht. Maria viel op haar knieën, zich nauwelijks beseffend wat er was gebeurd. Maar veel tijd om van de schrik te bekomen kreeg ze niet. De deur van de hut werd plots opengetrokken en er stormden verschillende douaniers binnen die door 'elkaar riepen; "Waar is hij, waar is die schooier?" Maria kan ziGh de woestheid en de furie die op haar afkwamen, nog •goed herinneren. "Hij is er niet,"was het enige wat ze had kunnen uitbrengen. Daarnawas ze geslagen en geschopt en het enige wat ze nog goed weet, waren de woorden: "Hij heeft hem doodgeschoten als een beest, dè lafaard!" Daarna wa_s ze buiten bewustzijn geraakt. Pas de volgende dag toen ze bij kwam, was hetgeen gebeurd was tot haar doorgedrongen. Guipp~ was tijdens zijn smokkeltocht toch op een douanecontrole gestuit en in een vuurgevecht terechtgekomen waarbij hij een jonge doua– nier had gedood. Na zijn 'kus op de wang' afscheid had ze niets meer van hem vernomen, al ruim 20 jaar niet meer en was ze alleen achtergebleven in de bergen met al haat verdriet. In het dorp werd ze nauwelijks getolereerd en iedereen draaide zich nog steeds om als ze boodschappen deed of naar de kerk ging. Daar mocht ze trouwens alleen achterin op een klein bankje gaan zitten, had de pastoor haar te verstaan gegeven. Nu was het weer bijna kerst en even koud en guur als twintig jaar geleden. De sneeuw joeg weer.door' de bergen en de tranen vochten in haar ogen om als eerste op haar verweerde wangen terecht te k\mnen komen. Ze zou op kerstmor– gen naar de kerk in het dorp gaan, maar dan moest het wel beter weer zijn dan deze avond. ~ Op kerstmorgen was het echter prachtig weer, de wind was gaan liggen en de zon scheen over de prachtige witte onaangetaste sneeuw. Het vroor dat het kraakte, maar Maria ging toch op weg om naar de kerk te kunnen gaan. Voor de kerk lag het kerkhofwaar 20 jaar geleden de douanier begraven was. Plots zag ze dat de sneeuw op het pad niet langer meer onaangeroerd was. Er was duidelijk een slepend spoor rich– ting het kerkhofgetrokken. Ze volgde met haar betraande ogen het spoor het kerkhof op en als aan de grond genageld bleef ze versteend staan. Op het grafvan de douanier zag ze een dode man liggen met de ijspegels •aan..zijn gezicht. Haar gil in de morgen verjoeg de kraaien rondom het kerkhof. De man was Guippe met in zijn handen een briefje waarop stond geschreven: _"Geboet". Jos Heijmans "'I -

RkJQdWJsaXNoZXIy MjU2Mzc=