den. Dat bestaat nu dus al vijftien jaar, want in 1993 maakte ik mijn eerste programma samen met Rob Lunenburg.” Elke week op zondagmorgen is het programma te beluisteren. Er wordt gezellige Brabantse muziek gedraaid. Sinds vier jaar werkt Ger samen met Sjef van Schalen uit Balkum, de grote promotor van het dialect. Eén keer per maand zit Toon Konings sinds kort ook in het programma. Ger gaat door: “Verder zat ik ook bij de Lachspiegel en heb een tijdje zangles gehad. Balkumse mensen zagen me daar en vroegen me voor een smartlappenfestival. Ik heb daar gezongen met Harrie van Helvoort. Wat later heb ik Wilhelm van de Wijgert gevraagd om samen iets te gaan doen. Zo ontstond mijn eerste typetje, Lieneke Semmeltrieneke.” “Verder zat ik ook bij de Lachspiegel en heb een tijdje zangles gehad.” De Die en Ik Na Wilhelm is Rico van Hoorn er bijgevraagd. Ger: “Zo ontstond in 1997 ‘De Die en Ik’. Rico is na zes jaar gestopt. Toen kwam Bert van Dinther met gitaar, thinwissel en banjo en sinds 3½ jaar Frank Gloudemans als toetsenist.We hebben intussen een programma met zo’n 30 luisterliedjes en 8 typetjes. Alles in het Brabants, in feite door mijn afkomst en woonplaats een mengsel van Balkums, waar ze èèpel zeggen tegen aardappelen, Hezuks (èrpel) en Dinthers (èlper). In het dialect kan ik veel meer gevoel kwijt, ik kan me beter uiten en de verhalen mooier vertellen. Het is je moederstaal. Je kunt de moderne tijd goed vertolken in het dialect. Het typetje Truijke is een omaatje van deze tijd. Ik zing nooit over vroeger.” Mooie Brabantse woorden Bladerend door wat fotoboeken geeft Ger tussendoor wat prachtige dialectwoorden zoals natuurlijk misse (=erf ) en betozzie (=stamp), maar ook munne zulder (=achterwerk), akkerdere, bèmmele (=slenteren), ’n sèpke (=dropje), skabbeliertje (=medaillon), en plèkstéél (gezegd van iemand die vieze kleren heeft. Ook kent ze aardig wat uitdrukkingen zoals ‘Wè gi den ted toch vlug, zin ’t vrouwke, en goijt mè de wekker’. Iemand die heel nieuwsgierig is heeft het ‘gruwelek van de gèit’. Zelf heeft ze altijd rode haren gehad, maar haar vader zei als ze daarmee geplaagd werd: ‘Béter rooi hóór op goeie grond, ès zwarte op ’n ezelskont’. Volgens Gerdie van den Heuvel wordt het dialectwereldje weer groter. Als voorbeeld noemt ze Spuit Elf, een Helmondse groep die ontstaan is uit Carnaval. “En het hoeft nooit oubollig te zijn.” “Truijke is mijn favoriet. Die komt ook elke maand bij de radio en heeft altijd iets met gezondheid.” Optredens De Die en Ik treden gemiddeld twee keer per maand op. “Maximaal drie”, zegt Ger, “want anders gaat de lol eraf. Totaal spelen we dan om en om de twee uur. Om de twee jaar is er een Brabantse avond in Balkum en dan vernieuwen we ons programma met liedjes en schetsjes. Ik bedenk alle teksten zelf, vaak ook (al fietsend) de melodie, en Wilhelm zet er dan de muziek onder. Ik gebruik nu ook een paar teksten van Wout van Venrooij. En een heel lief liedje voor mijn kleinkind Daan is nog heel vers. Elk optreden blijft kicken.” Typetjes Een sterke kant van Ger is het spelen van typetjes. Ze noemt er een stel op. “Truijke is mijn favoriet. Die komt ook elke maand bij de radio en heeft altijd iets met gezondheid. Het is een heel modern omaatje dat woont in een bejaardenhuis. Ze is eigenlijk altijd ‘tegen den dróót in’ en ze ‘gi over de schreef ’. Mieneke is het tweelingzusje van Lieneke Semmeltrienke. Ze is gèk mè d’r èige, en heeft veel mistitels zoals mis-baksel, mis-kroam en mis-kóóp. Verder heeft ze veel poedelprijzen. Ina Lawina is op skivakantie geweest met Fränzel, ze is met een herenfiets gevallen en kan nu jodelen. Daar zing ik dan ook een liedje bij. Jans is een vrouw met een kuisheidsgordel. Ze zuukt unne vent, mar kreg ’t slot niet los. Troeleke is een ADHD-kiendje. Ze is pas drie jaar, maar heel wijs en gaat met moeders mee naar allerlei optredens. Dan de Scharrelhen. Die zoekt alles bij elkaar; het is een heel zuinig type. Ze heeft een tas van een oude spijkerbroek gemaakt en haar onderbroek houdt ze zelfs een week aan.” Ger is weer bezig met een nieuw typetje, een vrouw die zich wil laten verbouwen. Misschien gaat ze Bo heten en van achteren Tox. Toekomst “Allereerst,” zegt Ger, “willen we op korte termijn een uitbreiding van de muziek- instrumenten met doedelzak en saxofoon. Je moet namelijk blijven vernieuwen.” Meestal treedt ze met haar groep op in het oosten van Brabant, zoals de komende tijd in Maarheeze, Zeeland, Veldhoven, De Reek enz. Op zaterdag 5 april komen ze in De Pas in Heesch. Kaartjes kan men daar bestellen. Ger heeft het er druk mee. Want behalve haar optredens heeft ze ook nog een atelier aan huis. Dat heet Sidhe, Keltisch voor heuvelvolk. Daar maakt ze poppen en beelden, meestal van zelfdrogende klei. Voor ongeveer 15 personen is er drie keer per maand een cursus. Verder hoop Ger binnenkort weer oma te worden. Ook dat kost tijd. 19 Truijke
RkJQdWJsaXNoZXIy MjU2Mzc=