d'n Hadeejer december 2009

Tekst: Margriet Cobben Illustratie: Elke Donders De engel van HaDee Hoog boven HaDee waken twee gouden hanen. Ze glanzen als boter in de zon, alsof ze elke dag gepoetst worden. Heb je je weleens afgevraagd hoe dat kan? Luister. Jaren geleden, een week voor kerstmis, hing er een nieuw kerstengeltje in de kerk van Heeswijk… Binnenin de kerk is het schemerig en het zilveren engeltje in de kerstboom verveelt zich. ‘Ik wil licht verspreiden,’ klaagt ze tegen de kerstballen. ‘Maar er is niemand om het aan te geven!’ De kerstballen geven geen antwoord, het is stil in de kerk. Ariel valt in slaap en droomt over de dienst op zondag. De kerk was vol en de pastoor vertelde een prachtig kerstverhaal. ‘Zilveren engelen’, zei hij, ‘brengen licht en vreugde in de harten van de mensen.’ Iedereen keek naar Ariel en ze werd helemaal blij van binnen. Zij, de kleine Ariel, bracht licht en vreugde! Maar de mis ging voorbij, de mensen liepen naar buiten en Ariel was weer alleen. Alleen in de boom met de zwijgende kerstballen. De kerkdeur gaat open en Ariel schrikt wakker. De zilveren klokjes een paar takken lager tinkelen. Buiten schijnt de zon en er lopen mensen voorbij. Ze knijpt haar ogen tot spleetjes tegen het licht. Een kind rent over het plein, valt en begint te huilen. Het geluid kriebelt in Ariels oren. Ze kan niet tegen verdriet. Ze wil haar licht aan het kind geven, zodat het stopt met huilen. Maar zij is hier, in de donkere kerk, en het kind is buiten, in de felle zon. Haar vingertjes worstelen met het haakje dat aan haar rug vastzit en dan is ze los. Buiten waait de wind en het kost haar moeite om recht te blijven vliegen. De zon schijnt en spiegelt zich in haar zilveren vleugels. De huilende jongen ziet haar, zijn ogen worden groot en zijn mond valt open. Met een brede glimlach vliegt ze naar hem toe. Knal! Ariel wordt opzij gesmeten. Klapperend met haar vleugels vliegt ze omhoog. ‘Kom maar Daantje,’ zegt de vrouw. ‘Liet die enge vogel je schrikken?’ ‘Engel!’ roept Daan. Hij strekt zijn armpjes uit en er verschijnt een brede glimlach op zijn gezicht. De kapotte knie is vergeten. ‘Engel!’ ‘Jakkes, nee, eerder een vleermuis,’ zegt de vrouw. Ariel vliegt verder, hoog boven de huizen. En steeds als ze een kind hoort huilen gaat ze erop af. Maar steeds weer slaan de grote mensen haar weg. Ze wordt moe en verdrietig. Haar vleugels worden zwaar en ze kan de wind niet langer weerstaan. Woest sleurt hij haar mee, hoger en hoger, harder en harder. Met een klap vliegt ze tegen iets hards, glijdt een stukje naar beneden en blijft stil liggen. Duizelig opent ze haar ogen. Ver, heel ver in de diepte ligt HaDee. De wind rukt aan haar vleugels en wanhopig kijkt ze om zich heen naar een plekje om te schuilen. ‘Kruip maar achter mijn poot’, klinkt een stem boven haar. ‘Daar zit je uit de wind.’ Poot? Welke poot? Maar nu ziet Ariel waar ze is. De wind heeft haar tegen het haantje van Dinther gesmeten. Achter zijn poot zit een holletje waar ze precies in past en omdat de haan altijd met zijn neus naar de wind wijst is het er heerlijk windstil. Ze slaat haar armen om haar knieën, zilveren tranen lopen over haar zilveren wangen. ‘Wat is er, kleine kerstengel?’ vraagt de haan. ‘Ik wil zo graag licht brengen,’ huilt ze. ‘Licht brengt vreugde in de harten van de mensen. Dat heeft de pastoor zelf gezegd.’ Sniffend vertelt ze haar verhaal aan de haan, die geduldig luistert. ‘Licht brengen. Vreugde in de harten van de mensen. Dat is een mooie wens,’ zegt de haan. ‘Dat willen mijn broer in Heeswijk en ik ook altijd. Hmm. Ik denk dat wij jou wel kunnen helpen. Kun je goed poetsen?’ ‘Heel goed, ik poets altijd zelf mijn vleugels,’ antwoordt Ariel trots. ‘Dan heb ik een voorstel,’ zegt de haan. En zo is het gekomen. De ene nacht slaapt Ariel in Dinther en poetst ze de haan tot hij glanst als roomboter. ‘s Avonds vliegt ze naar Heeswijk en de volgende dag poetst ze zijn broer. En of het nu komt door het poetsen of door Ariel haar glinsterende vleugels, ik heb nog nooit twee hanen gezien die zoveel licht geven als de hanen die waken over Heeswijk-Dinther. 28 | december 2009

RkJQdWJsaXNoZXIy MjU2Mzc=