ifl E i= .Y. Q) 'ë C <( i,i ~ e ijzige wind gierde door de straten en joeg de sneeuw over het plaveisel. Een echte sneeuwjacht, dacht de jongen. Hij had zich met zijn rug naar de storm gekeerd en liep achteruit, zijn kraagje omhooggeslagen, maar de sneeuwvlokken sloegen als ijzeren nagels tegen zijn oren. Had hij nu nog maar lange haren gehad, maar van zijn vader moest hij bebop; "Kort Amerikaans," noemde papa het, "dat staat stoer!". Zijn nek was verstijfd van de kou. De jongen probeerde zijn hoofd nog dieper in zijn jasje te trekken. Gelukkig was het niet zo heel ver meer, want lang kon hij dit niet volhouden . Ondanks zijn wollen wantjes sneed het hengsel van de zware boodschappentas in zijn vingers, die wel kromgevroren leken. Zou hij ze ooit nog recht kunnen krijgen? "Vast wel," zou papa zeggen, "zo'n sterke knaap van acht jaar kan wel tegen een stootje!" Ja, zijn vader vond hem al heel sterk. Sterk genoeg om de tas met de hoognodige laatste boodschappen voor de kerst van de winkel naar huis te dragen. "Je denkt toch zeker niet, dat ik met zo'n weer in de auto ga rijden!?" had papa tegen mama geschreeuwd. Nee, daarvoor was het wel een beetje te glad. Het voordeel van de gladheid was, dat hij de tas nu over de grond kon meeslepen, want zeker met die vijf kilo aardappels was die nu toch wel erg zwaar. De rest viel wel mee. Zoals de open-haard-lucifers, die bovenop lagen en in hun kleurige, lange, rode doosje zo vrolijk afstaken tegen de grijze en witte wereld om hem heen. "Die branden lekker lang, daar kun je een lekker fikkie mee aansteken," had papa gezegd. Onderin de tas bonkte af en toe de fles, die de winkeljuffrouw hem had meegegeven: "Voor je vader, zeker!" Ze kende hem. Vooral in de hoeken bleef de sneeuw wel wat rustiger liggen. Daar kon de wind niet zo goed komen. Thuis hadden ze ook zo'n hoek, daar lagen altijd droge bladeren en je kon er eigenlijk goed schuilen, vooral bij oostenwind, net als nu. Dat had hij op school geleerd : oostenwind is landwind en die brengt de kou gezwind; westenwind komt van zee en die brengt regen mee. Nog een klein stukje, dan kon hij thuis ontdooien bij de open haard . t' r "Hé, zeg , wat doe jij hier bij ons huis!?" Het meisje zat te koukleumen in het hoekje van de bladeren, waar de wind niet kon komen. Haar jasje en blote beentjes waren al een beetje met sneeuw bedekt en ook de doek op haar hoofd zag al wit van de vlokken . Als ze zo nog lang bleef zitten, dan zou ze lekker worden toegedekt met die witte deken . "Mag ik hier dan niet zitten? " vroeg het meisje met een paar grote angstogen. Hij moest aan een angstig hertje denken, zoals Bambi, of aan zijn mama, als papa weer eens boos was . En omdat hij ook wel vond, dat je met 11Kerstmis maar eens vriendelijker moest zijn dan anders, zei hij: "Blijf hier maar zitten, zolang als je wilt, hoor." Papa was niet eens zo erg boos, dat hij de open-haard-lucifers onderweg verloren had. Hij was veel bozer, dat /4 de fles jenever tegen een stoeprand gebroken was. Ja, zelf vond hij het ook wel dom om zo'n fles onderin de tas te doen en hij zou dat ook zeker nooit meer doen, maar om daar nou zo hard voor te slaan .. . Nou, in elk geval zouden zijn oren niet meer bevriezen en gelukkig kon hij zijn handjes gaan warmen bij de open haard, die met gewone lucifers ook best aangemaakt kon worden, zoals mama had laten zien. j / ,f ,1 / / Die kerstavond moest de vrijwillige brandweer snel uitrukken. Maar door de aanhoudende sneeuwjacht en d~ ve'rraderlijk gladde straten arriveerde de rode wagen met zijn loeiende sirene pas bij het huis, toen het al in licrlterl a·e stond. "Waarschijnlijk een vonk uit de open haard", zo veronderstelde de commandant. Pas veel later werd ~e 'doosje van de open-haard - lucifers gevonden, waarmee de droge bladeren in dat windstille hoekje van het huis wan~n aangestoken . .. .Y. .'.':l <Il C "' I ' I ( 17 1 december 201 0
RkJQdWJsaXNoZXIy MjU2Mzc=