d’n HaDeejer | 29 cuptat Us quia doluptat. Qui ut lab ipiet doluptate voluptae nullabo reptias earia voluptatus magnati buscipsam, commos nobit et omni nissit, inus, odionsenia doluptem dolupta ecatibus naturectatem fugiam quam cusa voloremque voluptatius aut etur rerum qui iur, que millace sendit, occuptatur, qui volenihite estrum is aliquodi officiu ntiscipsunt, si omnis dolutem soluptatem asimus aces esequate nit eum quo toruptas ipsande scienet ulpa consendam aditatus sitatem. Itatqui ipsapic tem quatempore ex etur susanda ndicate molore volum voluptatatur ad quaecto ritiis aut maiorer uptaectio. Et aut laboribus dis sed qui ut lab id eiunt, omni blam, voluptiis denes volo qui ut fugitisciis et pror soloreceatas nobis parum quae officto beaquosae repelis reici cor rescidicti tet quod exceati solecea sa nobitia doloriorpora dipsa qui berovit ionsequo etur anti culpa que vollo endaerit optatque voluptatem con rae lanimodi aut provites ressedio et et, conet magnime nistiatur sinvenis esequo expliatur moluptatet et haribus quiae soluptatum re et earchit, cupidunt eat quaerch itatque pore perit ea sitatendit et experum quibus. Arcium re nam reribusamet il ipsa sint. Ne recerup taquas aut qui occusam volorum nullectio ipides aborentur mod ute solest. De Kilsdonkse Molen Al sta je nu met trotse wiek en waterrad in het voormalig drieplaatsenpunt van Veghel, Schijndel en Dinther, in jouw historie was de tijd vaak kil, werd een donkse vreugd jou zelden maar gegund en draaide je rad slechts in de winter. Want waar het water van de oude kronkelAa in de zomer door jouw werking werd gestremd, werd eeuwenlang van d’overheid bepaald dat er maandenlang geen korrel mocht gemaald. Tot een nieuwe heer en molenaar jou heeft gekocht, en aan het dubbel malen zeer verknocht schiep hij aan de ene waterkant, want dubbel was jouw spel, een molen met een extra aangestuurd gevlucht en maalde men zo eindelijk zeer opgelucht het koolzaad én het koren door het hele jaar. Let wel, er stonden verheven in het Kilsdonkse land nog steeds twee molens, tot jullie nog geen vijftig jaar later allebei in één hemelse vloek zijn afgebrand; groot was voor boer en mulder die kilsdonkse kater. Supersnel in steen en met staal weer opgetast, bleef het overstromend water jou een grote last; oh repeterend triest verhaal: de ge eente brak f jouw dubbel waterge aal en zo raakte jij al met al wederom in zeer diep verval. Er woei nog slechts wind in je pronte wieken, tot ook je gevlucht niet meer mocht pieken: motorisch werd n je stenen ijdenlang aange tuurd en met een lege geest stond jij kaal in de Kilsdonkse buurt. Zo kreeg jij in het molenaarslot zeer wisselend water- en windgenot en kende jouw historie vo ral en n erga de glorie. Een keerpunt kwam in deze eeuw echter onverwacht: een frisse stichting wist jou op te boenen, herstelde waterloop en je molenpracht, gesteund door pak w g een paar dikke miljoen n. Met het gaande werk voor d’oliemolen, met maalkoppels, nieuwe kap en gevlucht voor ’t koren, met Engels kruiwerk en de Vlaamse vang stralen je wiek en waterrad als nooit tevoren. Al begrijp ik nog niet alles misschien, ik heb je wentelas, je voor- en naslag gezien, en je koningsspil is geplugd met vierkante moeren, zodat elke olieslager zijn noten historisch kan roeren. Vier jaar terug ben je koninklijk ingewijd; nu open je ook voor bezoekers je deuren, zodat wij na een eeuwenlange strijd je dubbele koppeling feestelijk kunnen keuren! Ad van Schijndel, 24 okt. ‘13 fotografie Lianne Gabriels
RkJQdWJsaXNoZXIy MjU2Mzc=