Ik las op het internet de hiernaast staande recensie. Er zal maar zo lovend over je geschreven worden. Als ik zoiets lees, denk ik meteen: “Hé, interessant, in de gaten houden.” En ik was meteen dubbel geïnteresseerd toen bleek dat de bewierookte schrijver een Heeswijkenaar was. En zo toog ik naar Heusden om bij Ad de Visser oude herinneringen op te halen, veel te lachen, en verwend te worden door Anna Marie. tekst Bart van Schijndel fotografie Sanne van Roozendaal Wat er aan vooraf ging Ad de Visser is in 1951 in Schijndel geboren als Ad Gloudemans. Toen hij twee jaar was overleed zijn moeder aan kanker. Hij kwam toen onder de verzorgende hoede van zijn tante An, die getrouwd was met de Heeswijkse aannemer Janus de Visser. Ad heeft zijn oom en tante altijd als zijn ouders gezien en de kinderen waarmee hij opgroeide als zijn broers en zussen. Toen hij de leeftijd had om dat te mogen beslissen, heeft hij officieel, als hommage aan zijn pleegouders, de naam De Visser aangenomen en de zoon van Ad en Anna Marie heet zelfs Janus. Hij groeide in Heeswijk op en bezocht daar de lagere school. Daarna, in 1963, ontmoette ik hem in de Voorbereidende Klas van het Heeswijks Gymnasium, toen nog St. Norbertus geheten, waar hij leerling was en ik de leraar mocht zijn. Tijdens ons gesprek halen we herinneringen op, o.a. aan het feit dat hij als elf-, twaalfjarige zonder blikken of blozen vertelde in de klas dat hij, als jongen, nog met poppen speelde. Hij wilde toen namelijk modeontwerper worden. Ook schreef hij toen al zulke geslaagde opstellen, dat hij ze voor mocht lezen. In 1972 slaagde hij voor het gymnasium en moest een jaar zijn dienstplicht doorbrengen (uiteraard) in een administratieve functie. Leven met de kunst In 1973 begon hij zijn opleiding aan de Lerarenopleiding in Tilburg: Tekenen en Kunstgeschiedenis. Vooral door de theorie van het vak werd het fundament gelegd onder een leven lang bezig zijn met Kunst. Lezen, studeren, musea bezoeken, veel kijken naar kunst, veel én goed kijken. In 1977 werd hij tekenleraar op gymnasium Bernrode. Dat heeft hij tot 1990 gedaan. Toen werd hij afgekeurd op grond van het vermoeden van een levensbedreigende ziekte. Dat bleek later gelukkig niet het geval te zijn, maar hij keerde niet meer terug in het vak van tekenleraar, want hij sloeg een andere weg in. In die tijd gaf hij zich wél intensief over aan het kunstenaarschap en exposeerde o.a. in Heusden, in Den Bosch, op de Kunstrai en voor het Theaterinstituut in Amsterdam. Dat hij uiteindelijk niet als ‘kunstenaar’ verder is gegaan kwam doordat hij als ‘kunstcriticus’ te hoge eisen aan zichzelf stelde en oordeelde dat hij met zijn kunst niet veel bijdroeg aan de Kunst. Twee zielen in één borst: de ene (de ‘doener’) die niks liever doet dan aanklooien in het atelier (waar hij spelen kan, in de werkkamer is het werken), en de ander (de ‘denker’) die zegt dat het er allemaal niet toe doet. Tijdens zijn tekenleraarschap gaf hij ook nog lessen kunstgeschiedenis, o.a. aan architecten op de TU van Eindhoven en aan de Design Academy aldaar. Op het laatste instituut leerde hij Anna Marie van Thiel de Vries kennen. Zij besloten samen door het leven te gaan en verhuisden naar Heusden. Daar werken zij samen in studeerkamer en atelier Studiolo. Anna Marie als veelzijdige kunstenares en fotografe, Ad als schrijver van indrukwekkende boeken over kunst. Intermezzo: De Kersouwe In 1975 raakte hij betrokken bij De Kersouwe. Niet in het minst doordat zijn tekenleraar op het gymnasium, Michel van Helvert, daar als ‘de artistieke’ telkenjare het decor ontwierp. In 1975 (Manon van de Bronnen) was dat nog mee helpen schilderen, maar het decor van De Kamphoer en de simpele ziel in 1976 was al grotendeels Ad zijn idee, evenals in 1977 bij Tijl Uilenspiegel. Vanaf 1979 werd Edgar Danz de regisseur op het theater. De samenwerking tussen Ad en Edgar werd een heel bijzondere en heeft vier imposante voorstellingen opgeleverd, niet in het minst door de indrukwekkende vormgeving van Ad de Visser. Het meest in het oog springende decor was dat van Moeder Courage van Bertolt Brecht (1979). Het romantische basisdecor was geheel ingepakt in zwart landbouwplastic en in het midden van het speelplan was met wit zand een grote cirkel uitgespreid, omzoomd door zwart puin. Met een rafelige brug kon er tot in het publiek worden gespeeld. Op de witte zandcirkel speelde zich het leven van moeder Courage af rondom haar marketentsterkar. Dit gedurfde decor oogstte allerwegen bewondering. Daarna volgden nog De bende van Jan de Lichte (1980), De twee wezen(1982) en Mistero Buffo (1983). Bij deze laatste voorstelling was het complete decor verborgen achter een “behang” van affiches. Wegens een artistiek verschil van mening scheidden zich daarna de wegen van Ad en Edgar, maar Ad de
RkJQdWJsaXNoZXIy MjU2Mzc=