d'n Hadeejer december 2019

D ’ N HADEEJER 7 Tekst José van der Heijden Fotografie Ronald van Hastenberg Vormgeving Eveline van Rijbroek Met deze woorden beginnen Rouaa en Mohammed Hamoudeh, nu 27 en 19 jaar oud, hun verhaal. In dit interview vertellen zij ons over hun vlucht van het in brand staande Syrië naar het veilige Nederland. Bovendien delen ze vanwege de Kerst twee lievelingsrecepten met ons en vertellen ze over hun ouders, met wie ze een cateringbedrijfje met heerlijk Syrisch eten zijn gestart. De Nederlandse nationaliteit is hun eerste nationaliteit, omdat hun oma’s en opa’s vanwege de oorlog jaren terug, ook al vanuit Palestina naar Syrië moesten vluchten. Zij kregen nooit een na- tionaliteit en werden nooit erkend. Dit zelfde gold ook voor hun nazaten. Waarom vluchten? De familie Hamoudeh nam in 2013 het besluit uit Syrië te vluch- ten en op zoek te gaan naar een land waar zij recht zouden heb- ben op een goed en veilig bestaan. Dit hield wel in dat zij afscheid zouden moeten nemen van familie, werk, opleiding, hun vriend- schappen en alles waar zij in Syrië nauw mee verbonden waren. Maar omdat, als zij niet zouden vluchten, de mannen van de fa- milie Hamoudeh het leger in zouden moeten, zat er niets anders op dan alles achter te laten. Bovendien was de situatie in heel Syrië op meerdere vlakken erg onveilig. De vier kinderen Hamoudeh, toen 24, 22, 19 en 14 jaar oud, zou- den het eerst gaan. Hun ouders zouden hen in het kader van ge- zinshereniging proberen te volgen. Twee broers van hun moeder Alia en een broer van vader Jamal met zijn twee kinderen zouden met hen mee vluchten. Niemand mocht het weten. Naar een veilige toekomst Het was september 2013. Met hun reisdocument konden zij zonder problemen van Damascus naar Egypte vliegen. En hun ouders konden, zolang ze in Egypte waren, bij hen blijven. Hun plan was om vanuit Egypte over de Middellandse Zee met een bootje richting Italië te vluchten. Vanuit Italië zouden ze dan met de trein Nederland proberen te bereiken. Dus toen ze op het vliegveld in Egypte aankwamen, moesten ze op zoek naar een mensensmokkelaar die hen een plekje op een boot wilde verkopen. Maar dat viel niet mee, vooral omdat ze ie- dere keer weer voor ‘zwartreizen’ gevangen genomen werden. Er werd steeds gedreigd hen naar Syrië terug te sturen. Maar geluk- kig hadden ze een advocaat, die hen keer op keer weer vrij kreeg, en dan gingen zij weer opnieuw op zoek naar een smokkelaar. Het duurde uiteindelijk zes maanden, waarvan drie maanden in gevangenschap en twaalf vluchtpogingen, voordat ze Egypte per boot konden verlaten. Van de veertig staatloze mensen waar ze hun vlucht mee begonnen, waren er na alle doorstane gevangen- schappen en mislukte vluchtpogingen nog tien mensen over die de vlucht durfden voortzetten. Het afscheid nemen van hun ouders was zwaar, maar ze hoop- ten hen weer snel in hun armen te kunnen sluiten. Maar dan in een land waar ze wel erkenning zouden krijgen en rechten en een toekomst op zouden kunnen bouwen. De Egyptische smokkelaar van wie ze uiteindelijk een plek had- den kunnen kopen, had een oude boot geregeld. De boot was niet groot, maar er moesten wel 400 mensen in. Ze zaten alle- maal boven op elkaar met in hun handen een tasje geklemd met water, brood, kaas en dadels. Maar niemand had behoefte aan eten, iedereen was hartstikke misselijk, de golven waren hoog, het was ijskoud en ze waren met zijn allen al snel kletsnat. Boven- dien was de spanning groot. Overvolle boot 400 vluchtende mensen, in een overvolle boot, op de Middel- landse zee, richting Italië! De reis zou 7 tot 12 dagen duren. Maar op de zevende dag hield de motor van hun boot het voor gezien, hij kon de grote vracht niet meer aan en legde het loodje. Ze hadden van de handelaar een speciale telefoon meegekregen en belden hem om te laten weten dat de motor het begeven had. Maar deze man liet weten dat hij niets voor hen kon doen en dat ze de telefoon uit moesten zetten en weg moesten gooien, omdat anders de politie hen zou vinden. Hij liet wel de ouders van de vier kinderen Hamoudeh weten dat de boot kapot was gegaan. Moeder Alia liet het er niet bij zitten. Zij vroeg het Rode Kruis om hulp, maar die konden ook niets betekenen, omdat ze niet wis- ten waar de boot ergens ronddobberde. Afschuwelijke uren van onzekerheid braken aan, maar na een dag werden ze ontdekt door een vrachtschip dat richting Griekenland voer. Dat werd hun redding. Van een van de mensen die op de boot verbleven, mocht Rouaa de telefoon gebruiken. Ze stuurde haar ouders snel het volgende berichtje: “Hallo mijn moeder en mijn vader, dit is Rouaa. Het gaat goed met ons allen. Wij varen nu met een grote boot richting Griekenland. Als ik de mogelijkheid krijg om jullie te bellen, ga ik dat snel doen.” ‘Alle mensen die op deze manier de zee op gaan, weten dat ze dit misschien niet zullen overleven’

RkJQdWJsaXNoZXIy MjU2Mzc=