d'n Hadeejer december 2020

6 - d’n HaDeejer “In een drukke week zie ik meer ellende dan de meeste mensen in hun hele leven.” En: “Je moet wel een sterke maag hebben: als je niet tegen bloed en stank kan, dan moet je hier niet aan beginnen.” Zo, de toon is gezet. Ik spreek met Tom van Schaijk (35), forensisch onderzoeker bij de politie. Hij gaat zorgvuldig na waarom iemand is overleden: is het door natuurlijke dood, zelfdoding, een ongeval of een misdrijf? Begin december ontploft er een explosief bij de Poolse supermarkt in ons dorp. De ravage is groot en de bewoners van de erboven gelegen appartementen worden tijdelijk ge- ëvacueerd. De straat wordt afgezet en forensische recher- cheurs onderzoeken ter plaatse de sporen. Zo maken we plot- seling van dichtbij mee, wat we normaal op tv zien. Wat is dit eigenlijk voor werk? En hoe kom je erin terecht? Ik vraag het aan Tom van Schaijk, geboren en getogen in HaDee. SPOREN VEILIG STELLEN Regelmatig kijk ik naar detectives en zie op de plaats delict een onderzoeker rondlopen in een witte wegwerpoverall met een koffertje. Dus mijn eerste vraag aan Tom is: “In hoeverre klopt het beeld wat wij via tv krijgen met de praktijk?” Hij lacht en zegt: “Tja, voor een deel wel. Maar dat moet allemaal in een uur afgelopen zijn en vaak krijg je een geromantiseerd beeld. Ons vak bestaat uit sporen veilig stellen, van mensen of van voorwerpen. Het is veel handwerk en het duurt veel langer, voordat wij uitslagen krijgen van bijvoorbeeld DNA onderzoek.” ONBEKEND Voor veel mensen is het werk onbekend, omdat ze er nooit mee te maken krijgen. Vandaar dat ik benieuwd ben wat hij zoal doet. Tom blijkt een echte spraakwaterval en legt uit: “Wij werken tijdens kantooruren en zijn acht keer per maand op- roepbaar in de avonden en het weekend. Ons kantoor staat in de buurt van Eindhoven Airport en er werken zo’n 80 mensen, waarvan ongeveer 18 onderzoek doen op de plaats delict. De regio strekt zich uit van de Belgische grens in de Kempen, tot de Meijerij en de Peel. Dus ik maak flink wat kilometers. Bij ons is het hollen of stilstaan. Daarom heb ik altijd een voor- raadje kantoorwerk: ik hoef me nooit te vervelen. Meldingen komen binnen via de meldkamer: de agent op straat belt naar de inzetcoördinator. Die beoordeelt en stuurt ons aan: wij krijgen te horen wat er aan de hand is en waar we moeten zijn. Bijna overal gaan we met z’n tweeën naar toe: we houden elkaar scherp, benoemen wat de ander niet ziet en bedenken scenario’s.” IN ALLE RUST “We hebben het voordeel dat we alleen zijn op het plaats delict. Daarom hebben we niet te maken met emoties van mensen die er zich mee bemoeien. Zo kunnen we in alle rust de tijd nemen die we nodig hebben voor het onderzoek; het komt zelden voor dat we worden opgejaagd. De NS wil natuurlijk wel het spoor zo snel mogelijk weer vrij hebben. We hebben een bus, waarin alles zit wat we nodig hebben en eigen koffers en tassen. Bij een overleden persoon zijn we vaak in een paar uur klaar, terwijl moord of grote overvallen een maand werk kunnen opleveren.”

RkJQdWJsaXNoZXIy MjU2Mzc=