d'n Hadeejer mei 2020
d’n HaDeejer - 25 Foto uit 1944 familie staat voor de schuilkelder Van links naar rechts: moeder Anna, Antje (staat erachter), Cunera, Martien, vader Johannes, Marie (staat erachter), Berta, Riek Schuurmans (woonde op dat moment bij de familie), Jet (staat erachter), José en Dina Eetbonnen verzamelen Eten op een boerderij is er meestal ge- noeg. Dat was toen ook zo. We hadden een slager en bakker in huis. Ik weet nog dat er een koe werd doodgeschoten, met het paard naar huis getrokken en werd geslacht. Er werd ook naar radio Oranje geluisterd door mijn vader en een paar an- dere mensen. Hij vond het op een gegeven moment te gevaarlijk om te luisteren, toen heeft hij de radio in een kist gedaan en in de grond begraven. Alles was op de bon. Mijn vader had con- tact met een kalverhandelaar, die ook een slagerswinkel had in Den Bosch. Daar kwa- men mensen die geen bonnen meer had- den. En zo probeerden mijn vader en de winkel wat bonnen voor deze mensen te verzamelen. De vrouw van de slager, Jet Prinsen, deed heel veel voor mensen met problemen. Ook haar broers hadden nogal belangrijke functies en werkten ook mee. Die hebben veel voor mensen gedaan. Voornamelijk voedsel voor de mensen in kamp Vught. En als er iemand naar het kamp moest, werd hij binnen 2x24 uur opgehaald. Men probeerde dat dan onge- daan te maken en mijn vader heeft daar ook aan mee gewerkt. Controle en inbeslagname Alles werd door een controleur in de gaten gehouden. Bij het dorsen van het koren kwamen ze de zakken tellen en opschrij- ven. Het is gebeurd dat er bij ons gedorst werd, mijn vader was toen die tijd veel van huis. Toen had hij tegen de knecht gezegd, dat was Frans van den Berg, dat hij tegen de controleur moest zeggen dat hij 15 zak- ken minder moest opschrijven. Niet voor de zwarte handel maar voor mensen die dat voedsel hard nodig hadden. De contro- leur deed dat, maar vergat de eerste telling te verwijderen met als gevolg drie maan- den strafkamp voor de controleur… De melk werd geleverd aan de fabriek ‘On- der Gods Zegen’. Mijn vader liet altijd enke- le liters afzetten bij Cunera. Hij werd door mensen in het dorp gewaarschuwd dat de controleur altijd achter de heg stond te kijken. Toen heeft mijn vader hem duide- lijk gemaakt dat dat voor mensen was die daar verbleven. Na de oorlog hebben wij de botermachine van de zusters van Cu- nera gekregen. Een onderduiker, genaamd Cor Akkermans, was bij zijn oom Adrianus van Oss on- dergedoken. Hij vertelde dat zijn oom een heel goed paard had, maar de Duitsers namen paarden in beslag als ze goed rap waren. Hij zei tegen mij: ‘Je vader had een heel scherp draadje om de klos van het paard gedaan, waardoor hij kreupel liep. Daarom werd het niet in beslag genomen.’ Arbeidscontract De mannen tussen de 18 en 35 jaar moesten een arbeidscontract hebben, anders moesten ze in Duitsland gaan werken. Bij de Vigor, of wel de drogerij, waar mijn va- der ook mee in zat, werkten nogal veel mensen. Bekenden vroegen mijn vader een arbeidscontract voor hun zoon of iemand van de familie. Er werden meer mensen aangenomen dan waarvoor werk was. Er zijn heel veel mensen die goede dingen hebben gedaan in de oorlog. En daar is mijn vader er één van. Iemand die ook in de oorlog onderdak bij ons vond, schreef een zin: ‘Wat gij voor velen hebt gedaan in de oorlogstijd, zal in het goud getekend staan bij hem die ons geleidt’. De herinneringen zijn blijvend en ik vind het fijn dat mijn kleindochters dit zo opgeschreven hebben.” ‘Wat gij voor velen hebt gedaan in de oorlogstijd, zal in het goud getekend staan bij hem die ons geleidt’
Made with FlippingBook
RkJQdWJsaXNoZXIy MjU2Mzc=