d'n Hadeejer november 2020

d’n HaDeejer - 9 8 - d’n HaDeejer Bergbeklimmen “Ik ben pas laat gaan groeien, was een klein jongetje en werd gepest op de middelbare school. Die machteloosheid vergeet je niet. Uiteindelijk ben ik blijven zitten in de derde klas op het Lorentz Lyceum in Eindhoven. Dat heeft goed uitgepakt: ik kwam in een klas terecht waar ik me heel goed voelde, waarna ik met veel plezier naar school ging. Vanaf mijn 16e ben ik be- gonnen met de bergklimsport en werd lid van de Koninklijke Nederlandse Alpenvereniging. Uiteindelijk ben ik klimcursussen gaan leiden en leerde groepen om zichzelf te gidsen in de ber- gen. ’n Fantastische tijd. Dat had ook een keerzijde: als je steeds fanatieker gaat klimmen, word je steeds ambitieuzer. Dat is levensgevaarlijk. Uiteindelijk ben ik twee collega klim- mers verloren, eentje daarvan had ik opgeleid. Toen ben ik abrupt gestopt en heb me voortaan beperkt tot rotsklimmen in de Ardennen. Achteraf heb ik respect voor mijn ouders, die dit allemaal hebben laten gebeuren. Mijn klimspullen zijn altijd meeverhuisd. De dia’s uit die tijd heb ik nooit aan mijn kinderen laten zien...” Marine “Ik leerde gemakkelijk en was lui op de middelbare school. Ik werd uitgeloot voor geneeskunde en dacht, dan ga ik eerst in militaire dienst. Dan kan ik doorgaan met bergbeklimmen bij het Korps Mariniers. Uiteindelijk werd ik geplaatst op een mijnenjager bij de Marine, iets heel anders. Daar leerde ik kaartlezen, navigeren, zeemanschap. Ongelofelijk welke verant- woordelijkheid je krijgt op je 19e. Die voelde ik vooral ’s nachts als iedereen sliep en ik de verantwoordelijkheid kreeg over het schip. Ook kwam ik in buitenlandse havens en ging met de ma- trozen op stap. Als keurig Eindhovens jongetje vielen de schel- len van de ogen…” Aansluitend gaat hij een half jaar naar de Verenigde Staten. Hij begint in Seattle: “Een mooie plek aan een prachtig fjord. An- derhalf uur naar het westen heb je de Stille Oceaan, twee uur naar het oosten zijn prachtige bergen, de Rocky Mountains. Om mezelf te bedruipen, heb ik daar tuinen onderhouden en na drie maanden ben ik dwars door de VS gaan rondtrekken in een oude Volvo, met als reisgenote een schilderes.” Geneeskunde Terug in Nederland gaat hij studeren in Leiden. “Daar heb ik enorm van genoten, zelfs de kennismakingstijd (ontgroening) bij Minerva vond ik heel gezellig. Met veel overgave en plezier ben ik lid geweest, heb ik commissies geleid en dierbare vrienden opgedaan die nog steeds heel belangrijk zijn in m’n leven.” Vanaf het tweede jaar gaat hij zestien uur per week werken in een studentenploeg bij Eurotransplant. Van vijf uur ‘s avonds tot negen uur ‘s morgens probeert hij een match te vinden voor een patiënt die een nier, hart of lever nodig heeft. “Dat was spannend, leerzaam en verdiende goed. Ik heb er m’n studie mee betaald en kreeg een paar maanden per jaar uitstel, wat me de vrijheid gaf om in 1986 praktijkervaring op te doen in de kliniek van mijn oom in de rollende heuvels van KwaZulu-Natal, Zuid-Afrika.” Zuid-Afrika “Het Zulu-thuisland zonder apartheid was een afgelegen plek, waar Zuid-Afrikaanse artsen niet wilden werken. Ik herinner me de rode aarde, het prachtige licht, een vrolijk dorp. Ik deed mee met het voetbalteam van het ziekenhuis en leerde m’n oom beter kennen. Hoe zijn contact was met de bevolking, hij de Chiefs inbreng gaf. Dat heeft veel indruk op me gemaakt. Tot dan toe was ik heel erg bezig met student zijn, ik haalde m’n vakjes. Ineens kreeg richting, hoe ik dokter wilde zijn. Daar heb ik heel veel zieke mensen gezien, onmacht gevoeld en geleerd wat ik voor ze kon doen. Oplossingsgericht kijken naar wat die persoon nodig heeft, met de kennis die je hebt van het gezond- heidssysteem en van de mens. Daar voelde ik ook hoe welkom ik was met een stethoscoop om m’n nek. Toen wist ik, dat ik in ieder geval naar de tropen wilde.” Tropenopleiding Terug in Nederland gaat Damiaen coschappen lopen in het ziekenhuis. “Daar werd ik ‘wakker’. Eindelijk kon ik patiënten ontmoeten, de geleerde theorie in de praktijk brengen en vaar- digheid krijgen in het vak.” In die tijd ontmoet hij Hester, zijn grote liefde. Zij studeert ook geneeskunde en wil neuroloog worden. Ze wonen vier maanden in New York, waar ze werken aan een immuunbehandeling voor melanomen in het kader van hun wetenschapsstage. Ook gaan ze samen naar Zuid-Afrika en reizen ze rond in Zuidoost Azië. “Daar hebben we besloten om huisarts en tropenarts te worden, heel fijn om dat samen te doen.” Indonesië In 1992 studeert hij af als arts en neemt zijn ouders zeven weken mee naar Indonesië. Beiden zijn geboren op Sumatra en zijn moeder heeft in het Jappenkamp gezeten. Nadat de kinderen voor studie het huis uit gingen, kreeg ze veel last van depressies. “Ik had alleen de heen- en terugvlucht geboekt en wilde de tijd nemen. Mijn ouders roken de geuren en begonnen meteen weer de taal te spreken. Mijn moeder begon vanaf zes uur ’s morgens te schrijven. We hebben het graf van haar vader bezocht, die dwangarbeider was aan de Pekanbaroe spoorweg. Van het Jappenkamp stond zelfs nog een deel van het prik- keldraad. ’t Mooie was, dat mijn ouders ontzettend veel over hun jeugd hebben verteld en intens konden genieten van het land. De laatste twee weken in Bali sloot Hester aan. Wat zo fijn was: vanaf die reis bleven de depressies bij mijn moeder jaren weg. Totdat mijn broertje overleed, 30 jaar oud. Hij had ernstige epilepsie en was die dag niet verschenen op zijn werk. Mijn ouders werden gebeld en vonden hem liggend naast z’n bed. Heel verdrietig.” Suriname Ze verhuizen van Leiden naar Amsterdam, waar Hester begint met de tropen-oplei- ding; Damiaen start een jaar later. Na een jaar worden ze beiden toegelaten tot de huisartsenopleiding in Utrecht. Intussen wordt hun eerste zoon Joris geboren en vormen ze een gezin. Na een stage in Harmelen, volgt zijn laatste stage in Volkel. Intussen wonen ze in Uden, waar hun tweede zoon Ties wordt geboren. Begin 1996 komt hij erachter dat er een mogelijkheid is om als tropenarts uit-gezonden te worden door het Zeister Zendingsgenootschap, als verantwoordelijk arts voor de indianen in de verst afgelegen gebieden van Suriname. Ties is nog maar drie maanden oud, toch besluiten ze om de stap te wagen. “Dit zijn echt vormende jaren geweest, ook voor de kinderen. We woonden en werkten in een tropisch land met andere cultuur; toch hebben de mensen er gewoon dezelfde kernwaarden als wij. Het is niet zo ontheemd als je denkt om op andere plekken in de wereld te zijn; het is fijn om je welkom te voelen. Daar kregen we ook een diep besef hoe ongelofelijk goed we het hebben, gewoon omdat wij in Nederland geboren zijn.” ‘Ik voel me vaak erg welkom en voel me thuis op veel plaat- sen in de wereld!’ Terug naar de basis Eenmaal in Suriname, vindt Hester gelukkig ook uitdagend werk bij een organisatie die gezondheidszorg en preventie verzorgt in arme wijken in Paramaribo en het binnen- land. Vanuit het coördinatiecentrum vliegt Damiaen naar vijftien poliklinieken in de binnenlanden en maakt tochten van drie tot vier dagen per boot. “Daar word je terugge- worpen op de basis. De poliklinieken in het binnenland worden bemenst door speciaal opgeleide gezondheidsassistenten. Deze zijn na een vierjarige opleiding in staat om spreekuur te doen, geneesmiddelen te ver- strekken en bevallingen te doen. Voor alle moeilijkere gevallen nemen ze via de ra- dio contact op met de arts voor advies. Bij voorkeur leiden we daarvoor mensen op uit het dorp zelf; waarbij de onderwijzers lie- ten weten welke kinderen daar slim genoeg voor waren. In ieder geval eens per maand bezocht ik elke polikliniek (met vliegtuig of boot) met de bevoorrading voor de volgende maand. Dan keken we samen naar de moei- lijkere patiënten, vaccineerden we de kin- deren en bespraken we het reilen en zeilen van de polikliniek. Ook het bouwtechnisch overeind houden van de polikliniekje in het ‘In mensen zie ik graaghetpositieve, zonder het contact met de realiteit te verliezen’

RkJQdWJsaXNoZXIy MjU2Mzc=