36 - d’n HaDeejer ‘DE JONGE MUZIKANTEN SPEELDEN MET GEVOEL, EN DE STEMMING WAS GLASZUIVER’ KERKELIJKE FUNCTIE Over de oprichting van de harmonie (de duiding harmonie en fanfare worden in deze periode nog willekeurig gebruikt) is weinig bekend. Het jaartal is vooral terug te voeren door de herdenking van het 50-jarig bestaan in 1873. Van deze gebeurtenis zijn uitgebreide beschrijvingen in de krant verschenen. Als het muziekgezelschap in 1823 wordt opgericht, krijgt het de naam Harmonie Sint Cecilia, een naam die verwijst naar de beschermheilige van de muziek. Op 11 september 1873 viert de harmonie haar gouden jubileum. De feestelijkheden worden in de krant aangekondigd. In dit verslag worden twee oprichters van de harmonie genoemd: Martinus Dobbelsteen en de heer Van der Eerden. In deze beginperiode heeft de harmonie hoofdzakelijk een kerkelijke functie. Samen met het koor, dat eveneens de naam Sint Cecilia draagt, luistert het de erediensten op. Uit een krantenverslag van het gouden jubileum: ‘Nooit is hier zoo algemeen feest gevierd. Eene eerewacht te paard, het zangerskoor, de gilden van Sint Willebrordus en Sint Ambrosius, de handboogschutterijen Nooit Gedacht en Amecitia namen allen deel aan het feest’. In 1888 wordt Gerard van Lokven dirigent van Sint Cecilia. Hij zorgt voor een grote vooruitgang in het peil van het gezelschap. Tussen 1900 en 1904 lijdt de harmonie een sluimerend bestaan. In 1904 is er een herstart, de Kerkelijke Harmonie Moderato wordt opricht. Als eerst Jacobus Steenbergen (Ceub Steen) aangesteld wordt als dirigent, wordt deze na korte tijd opgevolgd door abdijheer Marinus Pacificus van Veghel. De oprichting van Moderato moet niet worden gezien als een nieuw begin, maar als een voortzetting. Ruim een jaar na de oprichting berichten de Noordbrabantse en ’s Hertogenbossche Courant over een optreden het volgende: ‘De jonge muzikanten speelden met gevoel en de stemming was glaszuiver’. EIGEN OEFENRUIMTE Veel leden van de harmonie spelen ook toneel. In 1907 brengt de Paulusvereniging (kerkelijke organisatie ter bestrijding drankmisbruik) samen met harmonieleden een toneelspel op de planken in het café van Lambert van Aspert. In datzelfde jaar is de omvorming van harmonie tot fanfare (met alleen koperen blaasinstrumenten) een feit. Rond 1910 wordt de naam gewijzigd in ‘Kerkelijke Fanfare Sint Willibrord’. In 1920 komt Jan van Aspert in beeld als dirigent en heeft de touwtjes strak in handen. Op de jaarvergadering van 1927 wil hij het een en ander aan de kaak stellen. Het loopt soms de spuigaten uit, vindt hij. ’Praat onder de repetities niet over alles en nog wat. Wanneer het teken wordt gegeven om te beginnen, staak dan de gesprekken, zodat ik geen drie of vier keer hoef te vragen: zijt ge nou klaar!!’ In 1929 krijgt de fanfare een eigen oefenruimte, het Sint Jozefhuis. De fanfare gaat vaak op pad met het Willibrordus- en Sint Ambrosiusgilde. Bij gelegenheid verzorgt men de muzikale noot op het kasteel. Baron Willem van den Bogaerde van Terbrugge wordt in 1933 beschermheer. CONFLICTEN Conflicten zijn er ook, bij burgemeester Wagenaar wordt zelfs zijn erevoorzitterschap ontnomen. Het botert al niet goed tussen de fanfare en de burgervader. Maar de druppel die de emmer doet overlopen, is een aan hem door bestuurslid H. van Aspert aangeboden kwitantie, die geweigerd wordt en waarbij ‘krenkende’ woorden worden gesproken. In een brief doet de fanfare haar voornemen uit de doeken: Jan van Aspert: dirigent van 1920-1950
RkJQdWJsaXNoZXIy MjU2Mzc=