10 - d’n HaDeejer “Is dit een grap of zo? Wat is er met iedereen aan de hand? Doe niet zo stom, ik vind het écht niet meer leuk!” Het is twee uur ’s middags op vierentwintig december en Freek stormt na de zoveelste discussie met zijn ouders naar boven. Hij trekt de vlizotrap naar beneden en klimt naar de zolder. Sinds een dag of drie doet iedereen thuis alsof ze nog nooit van Kerstmis gehoord hebben. Zijn vrienden kijken hem raar aan, als hij het over de kerstvakantie heeft. In het dorp hangen geen kerstlampjes aan de dakranden, er staan geen verlichte rendieren in voortuinen en als hij door de ramen naar binnen kijkt, kan hij geen gekleurde lichtslingers in kerstbomen ontdekken. In winkels klinkt dezelfde saaie muziek als die de rest van het jaar wordt gedraaid. De bakker heeft geen kerstbrood en bij de slager ligt geen bestellijst voor de feestdagen. De vakkenvullers van de supermarkten hebben de chocoladeletters en pepernoten vakkundig vervangen voor paaseitjes in wel honderd verschillende kleuren. Kortom: het heeft er alle schijn van dat zijn ouders gelijk hebben. Gelukkig weet hij waar zijn moeder de kerstversiering in januari opbergt, zodat hij dit gedoe voor eens en altijd kan laten ophouden. Op zolder vindt hij geen slingers, geen lampjes en tot overmaat van ramp ligt er geen enkele kerstbal. De tiener snapt er helemaal niks van, hij herinnert zich haarscherp de versierde kerstboom, waar tijdens het uitbundige kerstdiner jaarlijks kadootjes voor iedereen onder liggen. Dat kan hij toch niet allemaal zelf verzonnen hebben? Houdt zijn hoofd hem voor de gek? Beteuterd loopt hij naar beneden. “Is het nu klaar met die onzin Freek? Dat hele kerstverhaal van jou is echt prachtig verzonnen, maar het klinkt ook vrij ongeloofwaardig. Ik snap dat je graag een nieuw spel voor je spelcomputer wil hebben, maar om daarvoor nou ieder jaar een omgezaagde boom in huis te zetten om daarna te verbranden, dat klinkt erg vergezocht.” Zijn moeder heeft gelijk. Niets in dit hele dorp wijst erop dat er ooit een kerstfeest heeft bestaan. En als je erover nadenkt, is het een vrij bizarre gedachte. Wie zou er met die hele klimaatdiscussie nog over nadenken om zomaar honderden of zelfs duizenden elektrische lampjes de hele nacht aan je dakgoot te laten branden? Misschien was het dan toch allemaal een droom. Zo’n levensechte die niet zo makkelijk uit je hoofd verdwijnt. “Ik ga Ollie wel even uitlaten, ben zo terug!” De lange, maar tenger gebouwde tiener kleedt zich warm aan en pakt de hondenriem. Het is fijn buiten, de vrieskou om zijn neus doet hem denken aan winterse gezelligheid. Hij zucht. Het doet hem vooral denken aan een droom die nooit echt is geweest. In het bos is de kleine teckel door het dolle heen, als ze erachter komt dat ze van haar baas niet meer aan de riem hoeft. Ze rent het pad wel twintig keer zigzaggend heen en weer, terwijl Freek met zijn handen diep in zijn zakken, in gedachten verzonken, achter haar aan sjokt. Steeds meer tijd verstrijkt en als de jongen opkijkt, is zijn hond verdwenen. Hoe lang is ze al uit zijn zicht? “Ollie, hier! Ollie, kom. Ollie! Kijk eens wat ik voor je heb, een lekker koekje. Ollie!” Zijn stem wordt steeds een beetje hoger en harder en hij voelt zijn hart kloppen in zijn keel. Hij weet best dat hij het dier niet los mag laten in het bos. Het eigenwijze ding heeft wel vaker de neiging om weg te lopen. Hij moet haar terugvinden en besluit van het pad af te gaan en het dichtbegroeide bos in te lopen. Gelukkig ziet hij snel het wiebelende staartje van het hondje boven een bosje varens uitsteken. Hij loopt erop af en schrikt van wat hij ziet. Verloren kerst Tekst Loes van Gerwen Illusrtatie & Vormgeving Esmée Geubbels
RkJQdWJsaXNoZXIy MjU2Mzc=