d'n HaDeejer augustus 2024

d’n HaDeejer - 25 Oudste nederzettingen De meeste Brabantse dorpen kennen een ontwikkeling vanaf de vroege middeleeuwen. Heel Brabant was toen veel natter dan nu, omdat het regenwater alleen via een natuurlijk verloop werd afgevoerd. In dat natte landschap waren alleen een aantal hogere en drogere delen geschikt voor permanente bewoning en land- bouw. Op deze hoogste delen van het landschap, waar een natuur- lijke vruchtbaarheid aanwezig was, ontstonden vanaf de achtste eeuw de eerste nederzettingen. De hoeve met de akkers werd in zijn geheel omgeven door houtwal- len, om ze af te schermen van de woeste gronden waar het vee vaak loslopend kon weiden. Een derge- lijk omwald terrein werd een kamp genoemd. Sommige straatnamen verwijzen er nog naar. De Kamp- weg in Vorstenbosch en de Nieuwe Kampen in Vinkel. Ophoping oude akkers Oude akkers zijn percelen die vaak al vanaf de middeleeuwen in ge- bruik zijn als bouwland. Om op de akkers gewassen te kunnen telen, is bemesting nodig. Daar werd in de middeleeuwen aanvankelijk alleen dierlijke mest van het vee voor gebruikt. Als strooisel in de stal gebruikte men vooral maai- sel van de heide, dat met de mest vermengd werd. Langzaam ontwik- kelde zich een bemestingssysteem, waarbij complete heideplaggen en graskluiten aan dit maaisel werden toegevoegd, samen met allerlei ander beschikbaar organisch ma- teriaal. In de zeventiende en acht- tiende eeuw voegde men zand toe, zodat ook de natte mest behouden bleef. Door dit bemestingssysteem werden door de eeuwen heen de akkers opgehoogd tot een dikte variërend van zestig centimeter tot wel een meter. De hoge akkers rondom Kasteel Heeswijk en aan de Koffiestraat zijn hier treffende voorbeelden van. Het oplopend gedeelte van de Koffiestraat was vroeger een deel van zulke hoge akker. Driek van Dijk weet er nog het een en ander van. “Een gedeelte is ‘utgeleegd’ door Dijkhoff. Onder de akker zat wit zand, dat gebruikt werd voor wegenbouw. De Leijgraafbrug was een houten brug van dikke eikenbo- men. Je kon er met paard en wagen overheen. Er was een zandweg van de ‘Driehuis’ (Stoppelveldseweg, red.) over de akkers naar ‘Kubbuske’ van der Heijden aan de Zandkant. La- ter woonde daar Wonders, nog later Harrie Blommers. Zijn vrouw is er een van Wonders.” (Zandkant 6, red.) Die zand- weg liep dan weer via Wonders terug naar de Koffiestraat, naar Willem de Laat (nummer 23, red). Potters Wiel Bij de Kilsdonkse Molen ligt ‘Potters Wiel’. De familie Potters was decennialang eigenaar van de molen. De wiel of molen- kolk is in eerste instantie niet meer dan een zijtak van de Aa. Later stroomt het water vanaf de Aa via de molenloop naar de molen om daarna via de wiel een stuk verderop weer terug in de Aa te stromen. Volgens Co Potters was de wiel vroeger zeker dubbel zo groot. En zes à zeven meter diep. Die diepte kwam door uitspoeling door de eeuwen heen door de kracht van het rad van de watermolen. Volgens Co heeft Jo van der Wielen in de jaren dertig een poging gedaan om de wiel leeg te pompen, voor de vis, karpers en vooral paling. Hij had een pomp met benzinemotor. Er was zelfs een vereniging voor opgericht. Harrie Manders zat er ook bij. Ze zijn er op een gegeven moment toch maar mee opgehou- den. “De aandelen werden steeds slechter”, aldus Harrie.

RkJQdWJsaXNoZXIy MjU2Mzc=